We kennen ze allemaal: de stagnerende lezers in de klas, de zweetlezers bij wie het gewoon niet lukt. Je ziet ze opgewekt worstelen in groep 3 en na alle mislukte pogingen zie je ze een paar jaar later met opgewekte tegenzin nog steeds verwoed stoeien met een tekst. De meeste stagnerende lezers geven het niet op en blijven het proberen, maar zijn langzamerhand aardig gefrustreerd en gedeprimeerd geraakt. Waarom zij nou juist niet kunnen lezen en al die anderen in de klas wel, is niet aan ze uit te leggen. Vaak leidt dat tot minderwaardigheidsgevoelens, aantasting van het zelfbeeld, depressies of andere ongein.
Ik bewonder die kinderen. Voor mij zijn het geen zwakke lezers, maar juist heel sterke. Het getuigt van ongelooflijk veel doorzettingsvermogen dat ze ondanks alle tegenslag blijven volhouden. Ik zou in hun situatie zelf al lang de moed hebben opgegeven.
Wat is er in hun leesjaren met ze gebeurd? In groep 2 gaan kinderen merken dat bij elke letter een klank hoort. In groep 3 begint het lezen van woorden en zinnen. Waar de meeste kinderen na een poosje de eenvoudige woordjes snel herkennen, blijven ze via analyse en synthese bijna elk woord hakken en plakken, zelfs als ze een woord 5 keer in een tekst tegenkomen. Directe woordherkenning zorgt bij de andere kinderen in de klas voor vlotter lezen, maar komt bij hen nauwelijks op gang.
Dat zorgt aan de ene kant voor een tergend laag leestempo en aan de andere kant voor heel veel leesfouten. Raden wordt tot strategie. Zuchtend worden ze vaak door hun klasgenoten aangehoord als ze een leesbeurt krijgen en dat doet pijn.
Wat doen we er aan in de klas? Meestal heel veel, maar het is voor mij altijd de vraag geweest of we wel de goede aanpak kiezen. We gaan vooral vaak en veel met ze lezen op woord- en zinsniveau en natuurlijk helpt herhaald oefenen, maar ik denk dat het adequater en efficiënter kan.
Als je merkt dat die stagnerende lezers blijven hangen in analyse en synthese en als je merkt dat door de toenemende lengte en moeilijkheidsgraad die klus niet meer te klaren is, moet je wat anders bedenken. Als je merkt dat iemand op een fiets met 2 wielen niet kan rijden, zet je er een derde bij of je zet er een motortje op. Je laat hem in ieder geval niet op 2 wielen doormodderen, tot hij het opgeeft.
Dat geldt voor lezen ook. Natuurlijk helpen methodieken als Ralfi en Connect voor heel veel kinderen, maar het is vaak veel van hetzelfde en heeft bij de “zware” groep niet altijd het beoogde effect.
In de loop van de jaren heb ik als logopedist/leerkracht Sleeplezen® ontwikkeld. Ik reserveer die methodiek het liefst voor de groep niet-lezers, die min of meer tot de opgegeven, uitgelezen groep gerekend worden. Die lezers hebben niet zelden naast een leesprobleem ook een fors zelfbeeldprobleem en leesfrustratie of -angst ontwikkeld. Je moet ze met regelmaat moed inpraten voor ze tot lezen te bewegen zijn, want ze kunnen het niet en zullen het ook nooit meer leren
Sleeplezen® moest naar mijn idee dus 2 dingen doen bereiken: kinderen de lol van het lezen teruggeven en louter succeservaringen genereren. Het introduceren van een nieuwe efficiëntere, faciliterende leesstrategie, aangepast aan hun specifieke leesprobleem maakt het mogelijk om met die doelgroep een nieuwe start te maken en de oude zorgen te vergeten. Voorwaarde is wel dat je samen veel plezier hebt, enkel positief bekrachtigt en snel scoort, want ze geloven echt niet meer dat er iemand is die ze nog kan helpen. Dat zul je als leesbegeleider vlot moeten aantonen, ander glippen ze je door de vingers.
De eerste pilot-studie naar Sleeplezen®, uitgevoerd onder auspiciën van de Rijksuniversiteit Groningen, geeft bemoedigende resultaten.
Een leesbegeleiding die puur gericht is op het aanleren van een andere, vloeiende leesstrategie en niet op -vaak en veel- lijkt vruchten af te werpen.
Bij 5 dyslectische kinderen op een basisschool in Bergum heb ik gedurende 10 wekelijkse sessies van 15 effectieve leesinstructieminuten met Sleeplezen® gewerkt en de eerste resultaten zijn in januari 2007 bekend geworden.
Alle 5 hebben een hoopgevende sprong gemaakt, want met slechts 2,5 uur extra begeleiding is hun leesachterstand met 4 tot 7 maanden teruggebracht.
Ouders en leerkrachten geven aan dat ze veel beter in hun vel te zitten en 4 van de 5 zijn het lezen zelfs leuk gaan vinden.
Dan doemt de vraag op of bij een andere begeleider dezelfde progressie bereikt zou kunnen worden. Parallel aan mijn project heeft mijn leescollega Lenneke Kapitein in Lunteren bij 5 kinderen dezelfde methodiek gehanteerd en dat heeft vergelijkbare resultaten opgeleverd. De overdraagbaarheid lijkt er dus in eerste instantie gunstig uit te zien.
Er moet natuurlijk nog heel veel wetenschappelijk onderzoek, o.a. naar effect en verschillende doelgroepen, worden uitgevoerd, maar naar mijn oordeel stemmen de eerste resultaten tot positieve verwachtingen.
De voorbereiding voor een vervolgstudie met een grotere onderzoeksgroep en andere, door mij opgeleide, begeleiders gericht op onderzoek naar effect en overdraagbaarheid is overigens al in volle gang en zal in het voorjaar van 2007 van start gaan.
Misschien kunnen we ooit concluderen dat zwakke lezers echt niet meer bestaan.